Btw
Voor het thema btw zijn 2 verschillende sessies te volgen.
Sessie 1: Btw Actualiteiten
In de sessie ‘btw actualiteiten’ informeren wij u over verschillende onderwerpen en aandachtspunten. De onderwerpen zijn (deels) gericht op toekomstige ontwikkelingen zoals Brexit en e-commerce. Daarnaast besteden we aandacht aan andere actuele btw zaken zoals de coronamaatregelen.
E-commerce behandelen we in deze sessie op hoofdlijnen. De verdieping hiervan komt u tegen in de sessie ‘btw e-commerce’.
De sessie btw actualiteiten is een aanrader voor iedereen in de btw-praktijk.
Enige kennis van de btw is wel een vereiste om de sessie in zijn geheel goed te kunnen volgen.
-
Uitgeschreven tekst
Wij vertellen u in deze presentatie over de btw e-commerce, Brexit, coronamaatregelen, de denksporten en hebben wat tips voor u.
Tijdens en na ons verhaal kunt u digitaal vragen stellen. De vragen zullen wij, voor zover daar tijd voor is, na afloop van de presentatie beantwoorden. Indien wij uw vraag dan niet beantwoorden, wordt de vraag via de IMD community beantwoord.
In dit onderdeel geven we een korte impressie van de wijzigingen met betrekking tot de e-commerce zoals deze zullen ingaan op 1 juli 2021. In sessie btw-e commerce wordt dieper ingegaan op deze materie. Als u over dit onderwerp meer wilt weten, kan ik de aparte sessie voor de btw over de e-commerce van harte aanbevelen.
De nieuwe btw-regels voor internetverkopen van goederen en diensten als gevolg van deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de verkoop van goederen aan consumenten.
Let op: het betreft een wetsvoorstel en is dus nog geen definitieve wetgeving. Ook allerhande lagere wetgeving en beleidsregels zijn nog niet bekend. Houdt u alstublieft hiervoor belastingdienst.nl in de gaten.
Het betreft dus wetgeving gebaseerd op EU regels die in alle lidstaten van de EU gaat gelden.
Een belangrijke verandering die in het wetsvoorstel “wet implementatie richtlijnen elektronische handel” is opgenomen, is dat de regeling afstandsverkopen zoals we die binnen de btw voor leveringen van goederen aan consumenten in andere lidstaten toepasten, wordt gewijzigd.
Hoe werkt die regeling afstandsverkopen nu?
De huidige regeling afstandsverkopen voor consumenten betekent dat een leverancier van goederen aan een consument in een andere lidstaat in die andere lidstaat btw verschuldigd is wanneer een bepaald drempelbedrag aan verkopen aan consumenten in die lidstaat wordt overschreden. Voorwaarde voor de regeling afstandsverkopen is dat de leverancier het vervoer of de verzending regelt.
Het gevolg van de overschrijding van die drempel is dat in dat land door de leverancier lokaal btw moet worden aangegeven en betaald ter zake van de leveringen aan consumenten. Dat betekent ook btw registratie in die lidstaat en, afhankelijk van de vereisten in die lidstaat, mogelijk een fiscale vertegenwoordiging. De drempels verschillen per lidstaat. Ook de btw tarieven verschillen per lidstaat.
Ik leg u dit uit aan de hand van een voorbeeld. Een Nederlandse leverancier van goederen levert jaarlijks ruimschoots boven de drempel zoals die geldt in Italië, aan Italiaanse consumenten. De Nederlandse ondernemer schakelt een koerier in voor het vervoer van de pakketten naar de huisadressen van de consumenten in Italië. Blijft hij beneden de Italiaanse drempel, dan is de Nederlandse leverancier in Nederland btw verschuldigd over de verkoop van goederen aan de Italiaanse consumenten. Komt hij boven de drempel, dan is de leverancier Italiaanse btw verschuldigd ter zake van de verkoop van die goederen. Hij dient zich daarvoor in Italië te registeren en btw aangifte in te dienen.
In de nieuwe regelgeving komen die huidige drempelbedragen te vervallen. Dit betekent dat een Nederlandse webwinkel in beginsel vanaf de eerste euro aan leveringen aan een consument in een andere lidstaat, in die andere lidstaat btw is verschuldigd. De webwinkelexploitant kan er voor kiezen om die btw aan te geven en te betalen via het één loket systeem (OSS). In de conceptwetgeving wordt dat een btw melding genoemd. In Nederland kan aldus via OSS aangifte wordt gedaan van de in het buitenland (EU) verschuldigde btw ter zake van verkopen aan consumenten. Uiteraard ook weer naar het btw tarief van de betreffende lidstaat. We kennen een dergelijk systeem onder de naam MOSS al voor de verkoop van bijvoorbeeld elektronische diensten aan consumenten in andere lidstaten. Er komt een drempel ter simplificatie voor een kleinere webwinkels. Voor die Nederlandse ondernemers geldt dat wanneer het totaal aan leveringen aan consumenten in andere EU lidstaten dan Nederland beneden de € 10.000 blijft, Nederlandse btw moet worden betaald via de reguliere Nederlandse aangifte. De drempel geldt dus voor het totaal van alle leveringen en elektronische diensten aan consumenten in de EU (buiten NL). Van dit drempelbedrag kan worden afgezien.
In het voorbeeld werkt de regeling als volgt uit. De Nederlandse leverancier verkoopt via internet goederen aan Italiaanse consumenten. Wanneer hij jaarlijks beneden de drempel van € 10.000 aan verkopen aan Italiaanse consumenten blijft, is hij in Nederland btw verschuldigd over die leveringen, naar het Nederlandse btw tarief voor die goederen, via de Nederlandse btw aangifte. Verkoopt de leverancier voor meer dan € 10.000 aan Italiaanse consumenten, dan is hij Italiaanse btw verschuldigd naar het Italiaanse btw tarief voor die goederen. Middels OSS of middels een registratie kan aangifte van de verschuldigde Italiaanse btw worden gedaan.
Het één loketsysteem geldt nu al voor digitale diensten aan particulieren en gaat vanaf 1 juli gelden voor afstandsverkopen. Vanaf 1 juli 2021 kunnen ook de buitenlandse btw-verplichtingen voor andere diensten aan consumenten in andere EU landen via OSS aangifte worden aangegeven.
Ook dit is een keuze. Een ondernemer kan zich nog steeds in een ander EU lidstaat registreren en op die wijze aan de btw verplichtingen voldoen. Het gaat dan om diensten die volgens de huidige wetgeving belast zijn in het land waar de consument is gevestigd. De regels voor de bepaling van de plaats van dienst veranderen dus niet. Slechts het voldoen aan buitenlandse btw-verplichtingen wordt eenvoudiger gemaakt. Denkt u hierbij bijvoorbeeld aan diensten aan onroerende zaken van consumenten zoals bijvoorbeeld het schilderen van een woning door een NL schilder in België.
Wat naast de hiervoor behandelde wijzigingen ook belangrijk is om te weten, is dat de btw vrijstelling bij de invoer van goederen met een waarde van niet meer dan € 22 komt te vervallen.
Daarnaast is in het wetsvoorstel een faciliteit opgenomen voor platforms en een specifieke regeling voor non EU-leveranciers van pakketten met een waarde van max € 150: de invoerregeling.
Ik verwijs u hiervoor naar btw sessie die helemaal aan de btw e-commerce is gewijd, naar de informatie op belastingdienst.nl en de informatie opgenomen op de site van de intermediairdagen.
Belangrijk om te weten is dat er binnenkort op uitgebreide schaal gecommuniceerd zal worden over de btw e-commerce en de werking van het aangifte systeem OSS. Indien u voor uw klanten te maken heeft met btw e-commerce, raad ik u aan belastingdienst.nl in de gaten te houden.
We vragen u nu al een aantal jaar om aandacht voor de Brexit. Iedere keer als we het daar over hadden, wisten we niet of het zou gaan gebeuren en als het dan al ging gebeuren op welk moment en in welke vorm. Dat is ondertussen duidelijk, Brexit is een feit en de overgangsperiode is niet verlengd. Het VK is op 1 januari 2021 een niet EU land.
Dat heeft, zoals het er nu naar uitziet, gevolgen voor de btw. De vraag is alleen of een eventueel akkoord daar nog verandering in aan brengt. Belangrijk is wel om voor de definitieve uitwerking de communicatiekanalen in de gaten te houden. Ik noem dan Belastingdienst.nl/brexit en het brexitloket.nl. Wat wij behandelen zijn niet meer dan de wettelijke regels met betrekking tot de handel met een non EU-land ongeacht of dit het VK betreft of een ander land. Nogmaals, let op de communicatiekanalen.
Indien uw klant goederen verkoopt aan een Britse afnemer en de goederen worden vervoerd naar de VK heeft dit te gelden als export. De verkoop is dan belast met 0% NL btw mits aangetoond wordt dat de goederen NL hebben verlaten met als bestemming VK.
Dit betekent heel praktisch dat er een bewijs van de gedane uitvoeraangifte in de administratie aanwezig dient te zijn. Vergeet ook niet dat uw klant met import eisen aan de zijde van het VK geconfronteerd zal worden. Deze leveringen aan een Britse afnemer dienen dan ook niet meer in rubriek 3 b te worden opgenomen maar in rubriek 3 a van de btw aangifte. Ook horen deze verkopen niet meer thuis in de opgaaf ICP.
In het geval uw klant als ondernemer goederen inkoopt in het VK en de goederen worden naar NL vervoerd naar NL, heeft dit te gelden als een import. Dat betekent dat ter zake van de invoer NL btw is verschuldigd. Dit zal bij de Douane moeten worden betaald. Deze btw kan uiteraard op reguliere wijze als voorbelasting middels de binnenlandse btw aangifte door uw klant worden teruggevraagd uiteraard mits uw klant de goederen gebruikt voor btw belaste prestaties. Echter, dit betekent eerst betalen en dan terugvragen.
Voert uw klant regelmatig goederen in, check dan of een artikel 23 vergunning voor uw klant een oplossing kan bieden. Als uw klant beschikt over een artikel 23 vergunning wordt de heffing van btw verlegd naar de binnenlandse btw aangifte. Dat betekent dat de invoer btw in rubriek 4a van de aangifte als verschuldigd moet worden opgenomen en, indien uw klant een volledig recht op aftrek van voorbelasting heeft, deze btw als voorbelasting in rubriek 5b kan worden meegenomen. Per saldo is dat nihil. Let op de vereisten voor een vergunning: regelmatige import, vestiging in NL (of fiscale vertegenwoordiging) en een juiste administratie ter zake.
Ook de verantwoording in de aangifte en opgaaf ICP van diensten verandert. Diensten die worden geleverd aan een Britse ondernemer en die u altijd in de opgaaf ICP heeft genomen, horen daarin ook niet meer thuis. Een voorbeeld daarvan is een btw advies dat u aan een Britse ondernemer geeft en waarvoor u factureert zonder NL btw. Dat betekent dat ook in de btw aangifte deze diensten aan Britse afnemers niet meer dienen te worden opgenomen in rubriek 3b. Die diensten, waarvan de plaats van dienst in het VK is gelegen, horen na 1 januari in het geheel niet meer in de NL btw aangifte thuis. (uiteraard onder de voorwaarde dat de plaats van dienst ook in het VK is gelegen, die regels wijzigen dus niet).
De diensten van een Britse dienstverrichter aan u of uw klant en waarvan de plaats van dienst in NL is gelegen, moeten niet meer in de NL btw aangifte worden opgenomen in 4b maar in rubriek 4a. Bijvoorbeeld uw klant heeft een reclamecampagne laten maken door een Brits marketingbureau, dan is ter zake NL btw verschuldigd. De ter zake verschuldigde btw moet nu nog in rubriek 4b worden opgenomen en na 1 januari in rubriek 4a. Deze btw kan uiteraard op reguliere wijze middels de binnenlandse btw aangifte door uw klant als voorbelasting (mits bestemd voor btw belaste handelingen). Tot zover de Brexit. Dank u voor zo ver voor uw aandacht. Mijn collega neemt hier het stokje van mij over voor de overige onderwerpen.
Het coronavirus heeft grote gevolgen voor iedereen en dus ook voor ondernemers in het MKB. In het steunpakket van de overheid zit ook een aantal regelingen die specifiek van toepassing zijn voor de btw. Deze en alle andere maatregelen zijn terug te vinden in het Besluit noodmaatregelen coronavirus. De maatregelen staan uiteraard ook op belastingdienst.nl. Ik heb de btw onderwerpen verdeeld in de volgende twee categorieën: Medisch en niet medisch. In de categorie medisch zijn er meerdere maatregelen getroffen. Als eerste die van het uitlenen van zorgpersoneel, dan is er een maatregel voor het gratis verstrekken van medische hulpgoederen en apparatuur en we hebben we een maatregel voor mondkapjes. Niet medisch: daarin komen de ondernemers die normaal fysieke dienst verrichten en dat nu tijdelijk online doen aan bod; en als laatste een uitvloeisel van corona: geen coronamaatregel maar een gevolg van corona.
Het uitlenen van personeel is normaliter een belaste prestatie voor de btw. Voor zorg en verpleegpersoneel werkzaam in de zorg is het al onder strikte voorwaarden mogelijk om zonder btw uit te lenen maar dan moet het gaan om structurele uitlening tussen zorginstellingen. Door de coronacrisis wordt er meer zorg- en verpleegpersoneel uitgeleend om verzorging en verpleging van zieken landelijk mogelijk te maken. In bepaalde provincies en regio’s zijn tijdelijk veel meer handen aan het bed nodig dan in andere regio’s. Daarom is er vanaf 16 maart 2020 een goedkeuring: er hoeft geen btw in rekening gebracht te worden bij het uitlenen van personeel. De goedkeuring geldt alleen voor het ter beschikking stellen van personeel aan btw-vrijgestelde zorginstellingen als ziekenhuizen, verpleeghuizen en dergelijke. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat horecapersoneel, dat tijdelijk aan een zorginstelling wordt uitgeleend, zonder berekening van btw kan plaatsvinden. In de administratie én op de factuur moet worden vermeld dat van de regeling gebruik is gemaakt: in verband met corona btw vrij. De vergoeding die hiervoor in rekening gebracht mag worden is maximaal het brutoloon plus 5% . En als laatste is van belang dat deze regeling geen invloed heeft op de aftrek van voorbelasting bij de uitlener. De maatregel geldt tot 1 januari 2021. Dan de mondkapjes. Die zijn sinds 1 juni 2020 verplicht in het openbaar vervoer, vanaf 1 december in publiek toegankelijk binnenruimtes en worden in allerhande situaties aangeraden. Vanaf 25 mei tot en met 31 december 2020 geldt hiervoor dat over de levering geen btw verschuldigd is. Het maakt hierbij niet uit of het om medische of niet medische mondkapjes gaat. Belangrijk om te weten is dat het hier gaat om het niet in rekening hoeven brengen en betalen van btw op aangifte door de leverancier. De maatregel heeft geen gevolgen voor de aftrek van voorbelasting voor de leverancier. Het werkt feitelijk als een nultarief. De maatregel is verlengd tot en met 31 maart 2021.
Naast medisch personeel zijn er voor het bestrijden van het coronavirus ook medische hulpgoederen en apparatuur nodig. Hiervoor is ook een goedkeuring in het besluit opgenomen. Ook deze goedkeuring geldt van 16 maart tot en met 31 december 2020. Het gratis verstrekken van medische hulpgoederen en apparatuur leidt niet tot btw-heffing en beperkt het recht op aftrek van voorbelasting niet. Ook aan deze regeling zijn voorwaarden verbonden. Zo is er een lijst met goederen opgesteld die onder deze regeling vallen. Voorbeelden: handschoenen, desinfectievloeistof, thermometer en beschermende kleding. De complete lijst kunt u vinden als bijlage bij het besluit noodmaatregelen coronavirus.
Sportscholen moesten tot 1 juli 2020 hun deuren sluiten. Wanneer zij als alternatief hun lessen online aanboden mochten ook de onlinelessen vanaf 16 maart tot het opheffen van de verplichte sluiting op 1 juli 2020 delen in het lage btw tarief.
Het muziekonderwijs aan personen onder de 21 is vrijgesteld van btw, het online aanbieden van muziekonderwijs aan personen onder de 21 valt ook onder de vrijstelling.
Feitelijk is dit een uitleg van de vrijstelling. Deze regeling bestaat gewoon. Onthoud dit voor uw klanten indien ze daar mee te maken hebben.
Tot slot van dit blokje muziekuitvoeringen. Sommige ondernemers maken het mogelijk om online naar muziekuitvoeringen te luisteren, door middel van een livestream. Hiervoor gold en geldt het algemene btw tarief. Het lage btw tarief is namelijk alleen van toepassing wanneer sprake is van het fysiek toegang verlenen tot een uitvoering.
Vouchers. Door reisbureaus worden in verband met geannuleerde reizen aan reizigers vouchers verstrekt die later ingewisseld kunnen worden al dan niet met bijbetaling. Ook geven deze vouchers eventueel recht op terugbetaling van de betaling voor de geboekte reis aan de consument. Deze vouchers zijn aan te merken als vouchers voor meervoudige gebruik (artikel 28 zi van de Wet op de omzetbelasting 1968 en paragraaf 3.2 van het besluit “ heffing van omzetbelasting ter zake van vouchers, waardebonnen en zegels”) omdat bij voorbaat niet duidelijk is wat de gevolgen zijn bij een toekomstige besteding en de vouchers ook recht geven op een eventuele teruggaaf van geld. Het gevolg bij de uitgifte van een voucher voor meervoudig gebruik is dat de btw op dat moment nog niet is verschuldigd maar de btw pas is verschuldigd bij de inwisseling van de voucher. Zouden de gevolgen (land, en btw bedrag) wel duidelijk zijn, dan is sprake van een voucher voor enkelvoudig gebruik. De btw bij een dergelijke voucher is verschuldigd op het moment van de uitgifte van de voucher.
Denksporten. Het Europees Hof heeft twee jaar geleden bepaald dat bridge geen sport is, vanwege het gebrek aan lichamelijke activiteit. Het kabinet ziet daarom geen mogelijkheden om denksporten als bridgen, schaken en dammen onder de sportvrijstelling te brengen.
De NL btw wetgeving moet immers in overeenstemming zijn met de Europese regels en daarom kan er in NL op dat punt geen uitzondering worden gemaakt. Het kabinet heeft onderzocht of denksporten zouden kunnen vallen onder de culturele btw-vrijstelling, maar staatssecretaris Vijlbrief zegt dat de sporten dan als immaterieel cultureel erfgoed beschouwd moeten worden. Hij zegt daar onvoldoende aanwijzingen voor te hebben. De vergoeding die betaald wordt voor de beoefening van een denksport is vanaf 1 januari 2022 met btw belast. Het loont wellicht de moeite om te bekijken of de aanbieder van denksport gebruik kan maken van de kleineondernemersregeling. De nieuwe KOR is namelijk ook van toepassing op stichtingen en verenigingen. Let op de aanmeldingstermijn van 4 weken voor de gewenste ingangsdatum.
Ik heb nog wat tips voor u waar u rekening mee kunt houden voor uw klanten. Nieuw formulier registratie buitenlandse ondernemers. Vorig jaar hebben we u gevraagd om altijd de nieuwste versie te gebruiken van de formulieren van de site van de Belastingdienst. Er is nu een nieuw formulier voor het aanmelden va buitenlandse ondernemers als ondernemer voor de btw in NL
Met het nieuwe formulier kan de Belastingdienst registraties sneller en beter verwerken. Door dit formulier voor uw klanten te gebruiken, helpt u vertraging en fouten in het registratieproces te voorkomen. Hoe werkt het? U vindt het nieuwe formulier 'Aanmelding Onderneming buitenland’ op de internetsite van de Belastingdienst. Het formulier is ook in het Brits en Duits beschikbaar. Vul het formulier in op uw computer. Print het ingevulde formulier, onderteken het en stuur het met de gevraagde bijlagen naar de Belastingdienst in Heerlen. Het adres vindt u onder hetzelfde kopje op de site.
E-herkenning. E-herkenning is dé digiD voor ondernemers/niet eenmanszaken. De Belastingdienst wil ondernemers/organisaties zoals BV, stichting en vereniging en VOF graag stimuleren om gebruik te maken van het nieuwe ondernemersportaal. Ook voor de aangifte omzetbelasting. Om in te loggen op mijn Belastingdienst zakelijk (MBD-Z) hebben ondernemers e-Herkenning nodig. E-herkenning kunt u aanvragen bij een aantal daartoe aangewezen leveranciers. Leveranciers van e-herkenning gaan een speciaal Belastingdienst e-Herkenningsmiddel niveau 3 leveren. De aanschafkosten, ter hoogte van het middel dat tegen de laagste prijs in de markt wordt aangeboden, kunnen binnenkort worden teruggevraagd bij Het RVO (rijksdienst voor ondernemend Nederland) via compensatieregeling e-Herkenning Belastingdienst aanvragen. Met dit Belastingdienst e-Herkenningsmiddel kunnen ondernemers ook inloggen op Mijn Belastingdienst-zakelijk (MBD-Z)vo voor de aangifte omzetbelasting. Vooralsnog blijft het ook mogelijk om de aangifte omzetbelasting via het oude portaal te doen. Dat laatste moet zelfs wanneer sprake is van een FE waarvan de onderdelen zelfstandig btw aangifte indienen. Voorlopig is voor de btw nog geen datum gesteld voor het verplicht gebruik van e-herkenning.
Dank voor uw aandacht.
Zie ook
- Kamerbrief update btw e-commerce
- Wetsvoorstel implementatie richtlijnen electronische handel
- E-commerce, explanatory notes.
- Brexit
- Brexit stand van zaken
- Coronamaatregelen overzicht financiële regelingen
- Coronamaatregelen
- Actualisatie coronamaatregelen 30 september 2020
- Denksporten en btw
- Kor
- E-herkenning
Sessie 2: Btw E-commerce
Over e-commerce wordt veel gecommuniceerd in de media. De reden hiervan is dat er ten onrechte soms geen btw heffing plaatsvindt bij verkopen van non-EU ondernemers aan consumenten. En ook omdat er in de btw wetgeving grote wijzigingen op stapel staan.
Over deze btw-wijzigingen in relatie tot e-commerce informeren wij u, zodat u uw klanten van dienst kunt zijn. Met name de veranderingen voor Nederlandse ondernemers - die te maken hebben met verkoop aan consumenten in andere EU lidstaten – komen uitgebreid aan de orde in deze sessie.
Daarnaast besteden we aandacht aan de daarmee samenhangende wijzigingen voor het doen van aangifte voor ondernemers die zich bezig houden met e-commerce. Ook informeren wij u over de btw wijzigingen op het gebied van de e-commerce en invoer.
Om deze sessie goed te kunnen volgen is het een vereiste dat u op de hoogte bent dan de btw wet- en regelgeving op het gebied van internationale transacties.
-
Uitgeschreven tekst
Ik ga de wijzigingen inzake de e-commerce wetgeving, die per 1 juli 2021 in werking treden, met u doornemen.
Voordat ik verder ga wil ik eerst nog even benoemen wat we verstaan onder e-commerce. Dit zijn de leveringen en diensten waarvan de verkoop via internet/webshops verloopt. Voor deze presentatie is met name relevant de verkoop aan consumenten via internet. De e-commerce wetgeving is vooral belangrijk vanwege de grote vlucht aan internetverkopen en het aangeven van een te lage waarde bij invoer.
Zoals gezegd leg ik in deze sessie uit welke veranderingen er gaan optreden
U kunt gedurende de presentatie vragen stellen. Ik zal aan het eind van de presentatie een aantal vragen beantwoorden. De niet op dat moment beantwoorde vragen, worden alsnog beantwoord via het IMD gedeelte van het forum fiscaal dienstverleners.
Let op!: deze presentatie is gebaseerd op conceptwetgeving. Dit betekent dat nog niets definitief vast staat. Ook uitvoeringsmaatregelen zijn nog niet bekend/getroffen. Dat betekent bijvoorbeeld dat wij niet altijd antwoord kunnen geven op uw vragen. Wij geven dat in het antwoord duidelijk aan.
Belangrijkste wijzigingen
Van mini one-stop-shop gaan we naar one-stop-shop. Naast de omzet voor digitale diensten aan consumenten in andere EU landen, kan een ondernemer voortaan ook de omzet van afstandsverkopen én omzet van andere diensten aan consumenten in andere lidstaten met de plaats van dienst in het land van consumptie via het OSS portaal gaan aangeven. De btw kan de ondernemer aan de Nederlandse Belastingdienst betalen. Die zorgt er vervolgens door dat de bedragen aan de juiste EU landen worden overgemaakt. Dit is een vrijwillige regeling. Het is nog steeds mogelijk om in het desbetreffende land te registreren en aldaar aangifte te doen.
Momenteel is er geen invoer-btw verschuldigd en ook geen invoerrechten als een pakketje een waarde heeft die lager ligt dan € 22. Gebleken is dat er in de praktijk niet correct is omgegaan met de invoer-vrijstelling. De vrijstelling wordt daarom afgeschaft om de concurrentieverstoring die daardoor ontstaat tegen te gaan. Voor pakketten met een (intrinsieke) waarde van minder dan € 150 komen twee nieuwe invoerfaciliteiten in de plaats, de invoerregeling voor niet-EU leveranciers en de post- en koeriersregeling.
Als laatste onderwerp behandel ik de platforms, waarbij het in de huidige praktijk niet voor alle partijen helder was wie welke btw-verplichtingen had in welk EU land. De nieuwe regeling zorgt voor eenvoudige en eenduidige btw-verplichtingen.
Afstandsverkopen huidige regelgeving
Zoals gezegd beginnen we met de afstandsverkopen. Voordat we de wijzigingen ten aanzien van de afstandsverkopen bespreken, wil ik kort benoemen wat de regeling afstandsverkopen is. Dit betreft verkoop van goederen door een ondernemer in een lidstaat, via internet, aan een consument in een andere lidstaat. De goederen worden daarbij door of namens de leverancier vervoerd naar een andere lidstaat.
Onder consument moet in deze presentatie worden verstaan een particulier of andere niet ondernemer of een ondernemer van wie de intracommunautaire verwervingen van goederen niet aan btw zijn onderworpen.
Bijvoorbeeld ondernemer A BV verkoopt via zijn webshop een aantal pakketjes aan een consument in België. De goederen worden vervoerd naar België. Ondernemer A heeft dat vervoer geregeld. Voor de btw geldt dat ondernemer A tot een bedrag van € 35.000 aan goederen aan consumenten in België kan leveren zonder dat hij Belgische btw in rekening hoeft te brengen. Komt hij boven die grens van € 35.000 uit, dan moet hij zich bij de Belgische fiscus registeren en Belgische btw voldoen ter zake van zijn leveringen aan de consument in België. In Nederland is de grens overigens € 100.000 voor leveringen door ondernemers uit andere landen aan consumenten in Nederland.
Afstandsverkopen nieuwe regeling
Tot een bepaald grensbedrag is in de huidige regeling de plaats van levering de plaats van waaruit goederen werden verzonden. Vanaf een bepaald grensbedrag was de plaats van levering de lidstaat van consumptie. Vanaf 1 juli 2021 is de plaats van levering bij afstandsverkopen altijd de lidstaat van consumptie.
Onderdeel van de definitie van afstandsverkopen is dat het vervoer direct of indirect door of voor rekening van de leverancier verzorgt wordt. Dus zowel in de gevallen dat de leverancier zelf vervoert als wanneer hij een vervoerder daarvoor opdracht geeft. En ook als de leverancier namens de afnemer opdracht geeft aan een vervoerder voor het vervoer van de goederen en de afnemer betaalt de vervoerder, geldt dat voldaan is aan de vereisten voor de regeling afstandsverkopen.
Omdat de leveringen met btw belast zijn in het land van consumptie, moeten ondernemers btw-aangifte doen in alle lidstaten van consumptie. Om het de ondernemers wat makkelijker te maken kunnen ze ervoor kiezen om de afstandsverkopen in de eigen lidstaat aan te geven en te betalen via het één loketsysteem, de OSS. Let op!: de ondernemer krijgt te maken met de verschillende btw tarieven in de EU lidstaten. Gebruikmaking van de OSS is vrijwillig. Een ondernemer kan er nog steeds voor kiezen om zich in die betreffende lidstaten te registeren en aldaar aangifte te doen. Het voordeel daarvan is dat eventuele voorbelasting in die aangifte kan worden teruggevraagd en niet middels een apart verzoek in Nederland.
De aangifte in OSS wordt in de wettekst/wetsvoorstel een btw melding genoemd.
Geringe omzet e-commerce verkopen
Er geldt een uitzondering voor ondernemers die een totale omzet hebben voor afstandsverkopen en digitale diensten in andere landen dan Nederland tezamen die lager is dan € 10.000. De plaats van levering wordt dan het land van vestiging van de leverancier. Voor een Nederlandse leverancier is dan dus Nederlandse btw verschuldigd.
Echter, deze ondernemers mogen er voor kiezen om onder een omzet van € 10.000 btw te voldoen in land van consumptie. Het is een keuze. Als ze er voor kiezen, kunnen ze dus vanaf de eerste Euro btw voldoen van het land van consumptie naar het aldaar geldende tarief.
Deze uitzondering gold ook al vanaf januari 2019 voor verrichters van digitale diensten met een totale jaaromzet aan digitale diensten beneden de € 10.000. Als u dergelijke dienstverrichters als klant heeft, is het raadzaam na te gaan of zij naast de digitale diensten ook afstandsverkopen verrichten. Als het totaal van de afstandsverkopen en digitale diensten omzet hoger is dan € 10.000 mogen ze vanaf 1 juli 2021 niet langer de btw in de Nederlandse aangifte verwerken. En dus moeten ze via OSS aangifte doen dan wel in de betreffende lidstaat registreren en btw voldoen. In beide gevallen is dan het btw-tarief dat geldt voor die goederen of diensten in de lidstaat van bestemming van toepassing.
EU afstandsverkopen voorbeeld nieuwe regeling
In het voorbeeld werkt de regeling zo uit: De Nederlandse leverancier verkoopt via internet goederen aan uitsluitend Belgische consumenten. Wanneer hij jaarlijks beneden de drempel van € 10.000 aan verkopen aan Belgische consumenten blijft is hij Nederlandse btw verschuldigd. De ondernemer kan er voor kiezen om de leveringen vanaf de eerste Euro belast te laten zijn met Belgische btw (plaats van levering België).
Verkoopt de leverancier voor meer dan € 10.000 aan Belgische consumenten, dan is hij Belgische btw verschuldigd naar het Belgische btw-tarief voor die goederen. Ook als hij voor € 7000 verkopen heeft aan Belgische consumenten en voor € 4000 aan Duitse consumenten, heeft hij de omzetdrempel overschreden. Hij is dan Belgische btw verschuldigd naar het tarief in België over de € 7000 omzet en Duitse btw voor de € 4000 aan leveringen aan Duitse consumenten Duitsland naar het Duitse tarief. Hij kan dan aangifte doen via de OSS en hoeft zich niet in België en/of Duitsland te registeren. Let op!: hij kan er ook voor kiezen zich in België en Duitsland te registeren. Het voordeel daarvan is dat hij via die registratie ook de voorbelasting (voor zover hij dat heeft) kan terugvragen.
Van MOSS naar OSS Naast dat de MOSS regeling, dus die voor digitale diensten aan particulieren, wordt uitgebreid met leveringen van goederen aan particulieren in andere EU landen, verandert er nog meer. Ook de buitenlandse btw-verplichtingen voor andere, dus niet digitale, diensten aan particulieren in andere EU-landen kunnen vanaf 1 juli 2021 via de OSS portal worden aangegeven. Het gaat dan om diensten die belast zijn in het land waar de consument is gevestigd. De plaats van dienst regels veranderen niet. Die zijn al sinds 2010 nagenoeg onveranderd. Het voldoen aan buitenlandse btw-verplichtingen wordt eenvoudiger gemaakt. Voorbeelden van dergelijke diensten zijn personenvervoer- en verhuisdiensten, vermakelijkheidsdiensten of diensten aan onroerende zaken van consumenten zoals bijvoorbeeld diensten verricht door architecten of makelaars.
Het gaat dan bijvoorbeeld om het optreden als zangeres op een bruiloft in Luxemburg. Omdat het een vermakelijkheidsdienst is, is btw verschuldigd in het land waar de bruiloft plaatsvindt. De verschuldigde Luxemburgse btw kan de Nederlandse zangeres, als zij ondernemer is voor de btw, via de OSS portal aangeven.
Niet-EU afstandsverkopen
Waar ik tot nu in de presentatie sprak over afstandsverkopen ging het over goederen die al binnen de Europese Unie waren. Er is natuurlijk ook een hele stroom goederen die van buiten de Europese Unie komt. De wijzigingen in de btw-regelgeving daarvan komen nu aan bod.
Wat is een niet-EU afstandsverkoop. Een verkoop van een leverancier van buiten de EU naar een consument binnen de EU, waarbij de goederen door of namens de leverancier worden afgeleverd bij de consument.
De bestaande btw-vrijstelling voor de invoer van goederen ter waarde van een bedrag kleiner dan € 22 komt vanaf 1 juli 2021 te vervallen. Het gevolg hiervan is dat er btw verschuldigd is bij invoer van die goederen. Per pakketje betekent dit een volledige invoeraangifte.
De vrijstelling van invoerrechten, ook wel douanerechten genoemd, die geldt voor zogenoemde kleine zendingen van niet meer dan € 150 per zending blijft bestaan. Het gaat bij die € 150 om de intrinsieke waarde, dus zonder verzekerings- en vervoerskosten.
Om de administratieve gevolgen van de invoer te verzachten, komen er twee faciliterende regelingen. Een derde regeling is bedoeld om eenduidigere en eenvoudigere afdracht te realiseren.
Invoerregeling
Het vervallen van de vrijstelling van btw bij invoer voor pakketjes onder de € 22, betekent een enorme extra inspanning voor het toezichthouden op de naleving. En ook de extra administratieve werkzaamheden voor de logistieke partijen, zouden leiden tot extra kosten.
Om dit te voorkomen en toch die concurrentieverstoring te stoppen, is er een nieuwe regeling bedacht. De invoerregeling. Deze houdt in dat de levering belast is in het land van consumptie. Deze is het makkelijkst te onthouden als de afstandsverkopen van buiten de Unie regeling. Of u moet hierbij denken aan een regeling afstandsverkopen voor niet-EU goederen bestemd voor consumenten. Voor de btw bij invoer geldt een invoervrijstelling.
De levering aan de consument in het land van aankomst van die consument is belast.
Aan de regeling zijn voorwaarden verbonden. Ten eerste moet het gaan om pakketjes die van buiten de EU worden ingevoerd naar de EU, die een waarde hebben van niet meer dan
€ 150. Daarnaast is de regeling alleen van toepassing als de verzending of het vervoer door of voor rekening van de ondernemer/leverancier wordt verricht. Ook bij slechts indirecte tussenkomst bij het vervoer is daarvan sprake. Een voorbeeld daarvan is dat de leverancier een vervoerder promoot bij de afnemer.
Om aan die verplichtingen in de EU te kunnen voldoen, moet de niet-EU leverancier een tussenpersoon aanstellen. Deze tussenpersoon zal in naam en voor rekening van de niet-EU ondernemer de btw-melding doen en btw voldoen. Alleen in het geval dat de niet-EU leverancier gevestigd is in een land waar een overeenkomst voor wederzijdse bijstand is, kan de niet-EU leverancier zonder tussenpersoon aan zijn EU btw-verplichtingen voldoen.
Invoerregeling – voorbeeld
Ik zal de werking van de invoerregeling inzichtelijk maken met een voorbeeld. Een ondernemer uit Australië levert een pakketje van € 50 aan een consument in Nederland.
De Australische ondernemer kan gebruikmaken van de invoerregeling. Er moet wel een invoeraangifte worden gedaan maar hij hoeft over de invoer geen invoer-btw te voldoen. Wel moet hij over de afstandsverkoop aan de Nederlandse particulier, 21 % Nederlandse btw voldoen. Dat doet hij via de OSS aangifte.
Voor het kunnen doen van de OSS aangifte, stelt de Australische ondernemer een tussenpersoon aan.
Post- en koeriersregeling
De logische vraag die u nu waarschijnlijk heeft, is wat er dan gebeurt als de niet-EU leverancier geen gebruik wil maken van de invoerregeling, terwijl elk pakketje een waarde onder de € 150 heeft.
In die situatie is er wél btw verschuldigd bij invoer. Die invoer-btw moet aan de Belastingdienst worden voldaan door de ondernemer die de goederen aangeeft bij de Douane. Dat is meestal een postbedrijf of koeriersbedrijf. Dit post- of koeriersbedrijf rekent dan de invoer-btw en afhandelingskosten door aan de particulier die het pakketje heeft besteld.
De faciliteit die de post- en koeriersregeling biedt is dat het post- of koeriersbedrijf de betaling van de invoer-btw mag opsparen en eens per maand in een elektronische aangifte (een douaneaangifte) voldoet aan de Belastingdienst.
Post- en koeriersregeling – voorbeeld
Een voorbeeld laat deze laatste situatie zien.
De niet-EU leverancier maakt geen gebruik van de invoerregeling. Het postbedrijf moet nu invoer-btw aangeven. Het postbedrijf berekent deze btw door aan de particulier waarvoor het pakketje bedoeld is. De particulier moet aan het postbedrijf de btw betalen. Het postbedrijf voldoet de btw aan de Belastingdienst/Douane.
Interfaces / platforms
Verkopen aan consumenten in binnenland en buitenland worden vaak gefaciliteerd door platforms, zoals een digitale marktplaats. Alle soortgelijke platforms worden in het wetsvoorstel Interfaces genoemd.
Doordat de platforms verschillende rollen vervullen, zoals bemiddelaar of commissionair, is lang niet altijd voor alle partijen duidelijk wat de btw-gevolgen van de transacties zijn. Leveranciers, platforms en consumenten weten niet wat hun verplichtingen tegenover de Belastingdienst zijn. En de belastingdienst van welk land eigenlijk? Daarom komt er meer eenduidige en eenvoudige wetgeving.
De leveranciers worden geacht eerst aan de exploitant van het platform de goederen te leveren. De exploitant op haar beurt wordt geacht de goederen door te leveren aan de consument. De term “geacht worden”, duiden we aan met de platformfictie.
De regeling komt voor in twee situaties:
1) Voor afstandsverkopen van pakketjes met een waarde < € 150 van buiten de EU. Dus ongeacht waar het platform is gevestigd.
2) Voor afstandsverkopen vanuit een opslag in de EU door een niet-EU ondernemer. Hier geldt geen maximum bedrag per pakket. Hier kan het ook gaan om een niet EU platform of een EU platform.
Belangrijk is dat het vervoer van de goederen wordt toegerekend aan de levering van het platform aan de consument.
Let op! Voor situaties dat een aanbieder wel in de EU gevestigd is én de goederen vanuit een EU land worden geleverd via een platform geldt de fictie niet!
Dat betekent dat de EU leverancier zelf de afstandsverkopenregeling moet toepassen en mogelijk via OSS een de btw-melding moet doen of moet registreren in het van de consument. Deze situatie hebben we eerder in deze presentatie uitgelegd.
Voor de fictie situaties geldt dat de leverancier het 0%-tarief toepast bij zijn leveringen aan het platform. Dat biedt administratieve lastenverlichting voor die leverancier. Daarbij verlaagt deze regel het fraude risico, namelijk voor de situatie dat een leverancier wel btw factureert maar niet afdraagt terwijl het platform de btw wel aftrekt. Omdat met name voor in het buitenland gesitueerde leveranciers opsporing lastiger is voor Belastingdiensten, is de nieuwe regelgeving een belangrijke verbetering.
Als de waarde van de pakketjes beneden de waarde van € 150 ligt, mag tegelijkertijd gebruik gemaakt worden van de hiervoor behandelde invoerregeling. Dit betekent dat voor goederen die van buiten de EU komen, voor de invoer geen btw hoeft te worden betaald. Alleen de levering aan de consument wordt in de heffing betrokken én dus belast naar het btw-tarief van het land van aankomst.
Ik behandel hierna een aantal voorbeelden waarbij ik uitga van een Nederlandse consument en goederen die van buiten de EU komen.
Niet-EU platform, niet-EU goederen < € 150, zonder invoerregeling
In dit voorbeeld ga ik uit van een platform dat buiten de EU is gevestigd én geldt dat de goederen door een niet EU-leverancier via een platform worden geleverd aan een consument in Nederland. De goederen komen van buiten de EU.
Het platform dient zich te registreren bij een EU-belastingdienst voor zijn leveringen aan EU-consumenten. In dit voorbeeld ga ik ervan uit dat het platform dat doet bij de Nederlandse Belastingdienst.
Door de fictie wordt er voor de btw eerst geleverd aan het platform en vervolgens door het platform aan de consument. Het vervoer wordt toegerekend aan de levering van het platform aan de consument.
De levering aan het platform is niet belast in Nederland. Het platform voert de goederen in en is ter zake invoer-btw verschuldigd. Ter zake van de levering aan de consument is het platform ook Nederlandse btw verschuldigd.
Niet-EU platform, niet-EU goederen < € 150, met invoerregeling
In dit voorbeeld ga ik wederom uit van een platform dat buiten de EU is gevestigd én de goederen van buiten de EU komen om afgeleverd te worden bij een particulier in Nederland. Het platform gebruikt de invoerregeling. Dat is dus het verschil met het vorige voorbeeld.
Het platform is wederom verplicht zich te registreren bij één Belastingdienst in de EU. In dit voorbeeld ga ik ervan uit dat het platform zich meldt bij de Nederlandse Belastingdienst.
Wederom is sprake van de platformfictie: dat betekent dat de leverancier geacht wordt de goederen te leveren aan het platform en door het platform aan de consument. Het vervoer wordt toegerekend aan de levering van het platform aan de consument. Dat betekent dat de levering aan het platform een niet belastbare levering is.
Het platform past in deze situatie de invoerregeling toe. Ze geeft dan geen invoer-btw aan bij de Belastingdienst/Douane. De doorlevering aan de consument is een levering aan een Nederlandse particulier. Deze is belast met Nederlandse btw. Het platform moet deze btw in de btw-melding (I-OSS aangifte) aangeven als omzet in Nederland en de verschuldigde btw voldoen aan de Nederlandse Belastingdienst.
Niet-EU platform, niet-EU goederen < € 150, invoerregeling in ander land
In dit voorbeeld is het verschil met de vorige voorbeelden dat de goederen bestemd voor een Nederlandse consument via België de EU binnenkomen/worden ingevoerd. De goederen gaan vervolgens naar een particulier in Nederland. Het platform is gevestigd in een land buiten de EU. De goederen komen van een leverancier die ook buiten de EU is gevestigd en worden ter zake van de levering aan de consument vervoerd van buiten de EU.
In deze situatie zijn de btw-gevolgen bijna hetzelfde als bij het vorige voorbeeld.
Bij fictie zijn er wederom twee leveringen: een van de niet-EU leverancier aan het platform en één van het platform aan de consument.
De eerste levering is niet belast met EU btw. Het vervoer wordt immers toegekend aan de levering aan de consument. Het platform gebruikt nu de invoerregeling in België. Ze heeft zich daar ook als platform geregistreerd en geeft daardoor geen invoer-btw aan in België. De doorlevering aan de Nederlandse particulier geeft het platform aan via een btw-melding, de OSS-aangifte. De Belgische fiscus zal er zorg voor dragen dat de voldane Nederlandse btw in de Nederlandse schatkist terecht komt.
Niet-EU platform, goederen opslag in EU
Nu een voorbeeld van de situatie dat de goederen al in de Europese Unie zijn als de bestelling door de consument geplaatst wordt op het platform. Bijvoorbeeld vooruitgeschoven voorraad om de bestellingen met een kortere levertijd aan de consumenten te leveren. Het platform is wederom buiten de EU gevestigd.
Gezien het feit dat het om een verkoop van goederen via een platform gaat waarbij de goederen die via het platform geleverd worden, in eigendom zijn bij een niet-EU leverancier (ze liggen op voorraad in Nederland) geldt de platform fictie.
De levering door de leverancier aan het platform is belast met 0% btw. De levering door het platform aan de consument is belast in het land waar de goederen aankomen bij de consument. In dit voorbeeld is dat Nederland. Het platform moet dus via de btw-melding de verschuldigde Nederlandse btw aan de fiscus voldoen.
Het verschuldigde btw-tarief zou hetzelfde zijn als de goederen bijvoorbeeld in België waren opgeslagen. Ook dan zou vanwege de afstandsverkopenregeling de levering aan de Nederlandse consument belast zijn met Nederlandse btw.
Om te onthouden
Uiteraard komt deze presentatie digitaal beschikbaar zodat u het nog eens rustig kunt terugkijken.
De belangrijkste items die ik u heb uitgelegd zijn:
- dat vanaf 1 juli 2021 ook de omzet voor afstandsverkopen én alle diensten waarvoor buitenlandse btw verschuldigd is, via de one-stop-shop aangifte mogelijk is.
- dat de invoervrijstelling voor goederen met een waarde onder de € 22 afgeschaft wordt per 1 juli 2021.
- dat daarvoor in de plaats regelingen komen die ervoor zorgen dat voortaan op alle producten die aan particulieren binnen de EU geleverd worden Europese btw verschuldigd is.
- dat voor goederen met een waarde beneden de € 150 regelingen bestaan die de administratieve afwikkeling vergemakkelijken.
Zie ook
- Kamerbrief update btw e-commerce
- Wetsvoorstel implementatie richtlijnen electronische handel.
- E-commerce, explanatory notes
Kleine ondernemersregeling
De nieuwe kleine ondernemersregeling (kor) ‘draait’ nu bijna 1 jaar. Wij willen u graag een update geven over de kor. Deze sessie wordt niet gegeven tijdens de intermediairdagen, maar is te bekijken via de site van de intermediairdagen.
Hoe werkt de nieuwe kleineondernemersregeling?
Gemiddelde btw kennis is wel een vereiste om deze sessie goed te kunnen volgen.
-
Uitgeschreven tekst
Welkom bij de sessie KOR, herziening bij investeringen. Ik ga u in deze sessie, aan de hand van verschillende voorbeelden, de aspecten laten zien die zich voor kunnen doen zodra een KOR-ondernemer investeringen heeft verricht.
Vorig jaar hebben we aan u de (nieuwe) KOR (artikel 25) uitgelegd met alle rechten en plichten. Uit de ervaringen die onze collega’s van de belastingtelefoon hebben, blijkt dat veel vragen gesteld worden aangaande de herzieningsproblematiek in combinatie met de huidige KOR. Dit is voor ons reden geweest om binnen de intermediair dagen hier extra aandacht aan te besteden in de vorm van een geheel eigen presentatie. Maar voordat ik met u de verschillende casusposities in verband met de herziening bij de kor doorneem, wil ik toch nog even kort de belangrijkste punten van de KOR aanhalen.
De KOR kan alleen toegepast worden door de ondernemer die in Nederland woont, gevestigd is of een vaste inrichting heeft. De regeling geldt voor natuurlijke personen, samenwerkingsverbanden maar ook voor rechtspersonen. Bij een rechtspersoon kunt u denken aan een bv, nv, maar ook aan stichtingen en verenigingen. De voorwaarde voor toepassing van de KOR is dat de omzet van de ondernemer € 20.000 of minder per kalenderjaar bedraagt. Als dat het geval is, kan de ondernemer verzoeken om toepassing van de KOR.
Als u kiest voor de KOR dan kiest u in 1e instantie voor minimaal 3 jaar voor een vrijstelling. Tenzij u de grens van € 20.000 overschrijdt, dan wordt u weer belast ondernemer.
Voor het aan of afmelden moet de ondernemer gebruik maken van het formulier dat op de website van de Belastingdienst staat. 4 weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin de ondernemer in of uit de KOR wil stappen, moet het desbetreffende formulier ingevuld en ingestuurd zijn. De ondernemer ontvangt een brief van de Belastingdienst met daarin de definitieve datum van aan- of afmelding. Als het aan- of afmeldformulier te laat is ontvangen, kan deze datum afwijken van de door de ondernemer gevraagde ingangsdatum. En Let op!: als de KOR ondernemer staakt met zijn activiteiten moet dit schriftelijk worden doorgegeven aan de belastingdienst, net als bij alle andere ondernemers.
Voor de KOR-ondernemer is er geen factureringsverplichting. Als hij toch een factuur opmaakt, dan moet hij/zij hierop vermelden dat hij vrijgesteld is van btw in verband met de kor. Ook doet de kor-ondernemer géén reguliere btw-aangifte. Een ondernemer die onder de kor valt, verricht dus enkel vrijgestelde prestaties en heeft geen recht op aftrek voorbelasting. Op het moment dat de ondernemer in of uit de kor gaat, kan hij/zij daardoor te maken krijgen met herziening van btw.
In de volgende voorbeelden laat ik u zien hoe de herziening moet worden berekend bij roerende zaken, waarbij ik de wettelijk regeling als uitgangspunt zal nemen (pro rata op basis van omzetten). De herziening kan ook op basis van werkelijk gebruik plaatsvinden, bijv tijdsgelang, maar daar gaan we het in deze presentatie niet over hebben.
U zult ook zien dat in bepaalde gevallen géén herziening plaatsvindt. Als het herzieningsbedrag namelijk minder is dan € 500, blijft in de jaren NA ingebruikname de herziening achterwege.Casus I:
Een ondernemer heeft gekozen voor de KOR miv 1 januari 2020.
Deze ondernemer koopt (en neemt deze ook direct in gebruik) op 1 juli een machine waarop € 1.000 aan btw zit. De btw kan niet worden afgetrokken als voorbelasting, omdat de ondernemer in de kor zit. Deze ondernemer overschrijdt de € 20.000 grens op 7 november 2020.
Ik heb hier een willekeurige datum genomen, bij de berekening op basis van de pro rata methode maakt dat niet uit. Als u kiest voor een andere methode om de herzieningsbtw te berekenen op basis van werkelijk gebruik, bijv naar tijdsgelang, zijn de data uiteraard meer van belang.
Op het eind van het jaar moet deze ondernemer een berekening gaan maken ivm de herziening.
Stel: de vrijgestelde omzet is 20.000. Met vrijgestelde omzet bedoel ik hier in alle voorbeelden de omzet die is behaald als KORondernemer.
de belaste omzet is 3.000.
Bij de berekening delen we de belaste omzet door de totale omzet dat is hier 3.000/23.000, dat doen we maal de investering van €1.000, met als resultaat = € 130 herzieningsbtw. Omdat we in het jaar van aanschaf van het investeringsgoed zitten, hebben we in dit voorbeeld niet te maken met de € 500 grens, er moet altijd worden herzien in het jaar van aanschaf.
In 4e kwartaal van het jaar moet daarom worden aangegeven:
1a omzet 3.000 (hoog tarief) 630
5b voorbelasting 130
5c totaal te betalen 500Casus II
Dan gaan we door met dezelfde casus, in het jaar erna, dus 2021. Zoals u weet volgen we een roerende zaak nog 4 jaar ná t jaar van ingebruikneming (art 13-3 Beschikking), dus inclusief het jaar van ingebruikname is dat vijf jaar. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn overigens 9 jaar ná t jaar van ingebruikneming, in totaal 10 jaar.
Stel: de ondernemer in dit voorbeeld behaald in 2021 € 50,000 belaste omzet. Hij heeft geen vrijgestelde omzet, want hij is geen kor-ondernemer meer.
We maken de volgende berekening om de herziening te bepalen, belaste omzet gedeeld door de totale omzet x de investering. Na het jaar van ingebruikname moeten we alleen ook nog door 5 delen, om te bepalen welk deel van de voorbelasting die in aftrek is gebracht betrekking heeft op dit jaar, en wat dat had dan had moeten zijn. Dat resulteert in € 1000 die we moeten delen door 5, omdat we het investeringsgoed in totaal 5 jaar volgen. U ziet dat € 200 is toe te rekenen aan 2021.
We hebben gezien dat de ondernemer in 2020 € 130 heeft geclaimd. Als we dat door 5 delen zien we daarvan € 26 is toe te rekenen aan 2021. Het verschil is van € 174 is de herzieningsbtw.
Let op: we moeten nu ook kijken naar de € 500 grens!
In de jaren ná de investering (2021 t/m 2024) moet rekening worden gehouden met de drempel van € 500. Onder dit bedrag vindt er géén herziening plaats.
In dit geval is het bedrag lager dan € 500, dus kan de ondernemer niet herzien.
Dit werkt overigens beide kanten op, dus ook als er een te betalen bedrag is onder de € 500, blijft herziening achterwege.
Dan een nieuw voorbeeld. Een ondernemer heeft gekozen voor de KOR miv 1 januari 2020.
Deze ondernemer koopt (en neemt deze ook direct in gebruik) op 1 juli drie machines waarop in totaal € 7.500 aan btw zit.
De btw kan niet worden afgetrokken als voorbelasting.
Deze ondernemer overschrijdt de € 20.000 grens op 7 november 2020.
Op het eind van het jaar moet deze ondernemer een berekening gaan maken ivm de herziening.
Stel: de vrijgestelde omzet is 20.000
de belaste omzet is 3.000.Berekening 3.000/23.000 x €7.500 = € 978
In 4e kwartaal moet worden aangegeven:
1a omzet 3.000 630
5b voorbelasting 978
5c totaal te ontvangen 348Als het bedrag van de herziening hoger is dan € 500, dat maakt in dit jaar niet uit, omdat dit het jaar van ingebruikname is.
Dan het jaar daarop van dit voorbeeld. Wat moet deze ondernemer nu doen in 2021 ivm de investering?
Stel:
2021 de vrijgestelde omzet is 0
de belaste omzet is 50.000.Berekening 50.000/50.000 x € 7.500 = € 7.500 : 5= € 1.500 toe te rekenen
Reeds geclaimd 2020 € 978 : 5= € 195 toe te rekenen
Verschil € 1.305Zoals ik bij het vorige voorbeeld ook al heb aangegeven, moeten weer kijken of de € 500 grens wordt overschreden. Dat is hier het geval, dus deze ondernemer geeft herzieningsbtw aan in zijn aangifte over het laatste kwartaal van 2021.
De cijfers van 2021 komen er dan als volgt uit te zien:
1a omzet 50.000 10.500
5b voorbelasting 1.305
5c totaal te betalen 9.195Casus III:
De keuze om in de KOR te gaan heeft ook gevolgen voor de reeds gedane investeringen.
Hier hebben we een voorbeeld van:Stel er zijn twee machines gekocht in 2019 waarop in totaal € 1.000 aan btw op zit, de btw hiervan is volledig afgetrokken.
De btw-ondernemer kiest per 1 januari 2020 om in de KOR te gaan.
Hoe moet er nu worden gehandeld ?Zoals we in casus I zagen gaan we berekenen of er herzien moet worden:
Stel:
de vrijgestelde omzet is € 15.000
de belaste omzet is € 0Berekening 0 / 15.000 x € 1.000 = € 0
Er is geclaimd in 2019 € 1.000 : 5 = 200 per jaar (toe te rekenen)
Recht in 2020 0
Verschil 200Maar ook hier geldt, indien de correctie ná het investeringsjaar onder de € 500 is dan komt er geen herziening.
Conclusie: deze ondernemer geeft geen herziening aan.Casus IV
U raadt misschien al welk voorbeeld er nu aan komt.
Stel er is een machine gekocht in 2019 waarop € 7.500 aan btw op zit, de btw hiervan is volledig afgetrokken.De btw-ondernemer kiest per 1 januari 2020 om in de KOR te gaan. Wat doen we met de btw op de machine?Zoals we in casus II zagen gaan we berekenen of er herzien moet worden:
Stel:
de vrijgestelde omzet is € 15.000
de belaste omzet is € 0
Berekening 0/15.000x€ 7.500 = € 0Er is geclaimd in 2019 € 7.500 : 5= 1.500 per jaar (toe te rekenen)
Recht in 2020 0
Verschil 1.500Deze ondernemer moet in het laatste tijdvak van dit jaar een aangifte indienen waarop de herziening van € 1.500 moet worden aangegeven. Het bedrag moet als negatieve voorbelasting in deze aangifte worden vermeld.
Dit doet de ondernemer ook op het eind van élk jaar 2021, 2022 en 2023. Tenzij deze ondernemer de € 20.000 grens overschrijdt of na drie jaar er voor kiest uit de kor te stappen.
We zijn door de voorbeelden heen, ik hoop dat hiermee een heleboel van uw vragen zijn beantwoord. Belangrijk om te onthouden is dat bij in- en uittreden in de KOR sprake kan zijn van herziening, dat de herzieningstermijn voor roerende zaken vijf jaar is en onroerende zaken tien jaar. Herziening in de jaren NA de investering is alleen aan de orde als de € 500 grens per jaar overschreden wordt. In het jaar van aanschaf is er geen grens en dient altijd te worden herzien.
Dan dank ik u hartelijk voor uw aandacht.
Tips Tijdige btw-aangifte
Iets vergeten in uw btw-aangifte